Met de Zambezi via Normandië naar Ierland!
Geplaatst op 1 juni 2016
Ierland 2012 Zo de wind waait… Met de Zambezi via Normandië naar Ierland, 22 juni t/m 14 juli
De vingers van de zuidwestkust van Ierland stonden nog op ons verlanglijstje. Ierland is te bereiken via Engeland, maar er is ook een veerdienst die rechtstreeks naar Rosslare in zuidoost Ierland vaart. Daarvoor moet je naar het Franse Cherbourg, in Normandië, bij de invasiestranden van de tweede wereldoorlog. Dat vonden wij mooi te combineren. Onze heenreis ging via de ‘Pont de Normandië’ over de Seine (bij de opening in 1995 was het de langste tuibrug ter wereld) naar camping Omaha Beach, nabij Vierville sur Mer. Een camping met een groot deel plaatsen tussen hagen zonder uitzicht, maar gelukkig ook een klein stuk met terrassen en uitzicht op Omaha Beach, een meter of twintig lager. We stonden er prachtig, maar als het waait heb je hier de wind van voren!
We hebben een aantal musea in de omgeving bezocht, met veel aandacht voor de gebeurtenissen rond en na de landing van de geallieerden. Overal worden de feiten verteld, zonder het over goed of fout te hebben. En we zijn naar de militaire begraafplaats van Colleville sur Mer geweest, waar verdeeld over tien velden in totaal 9387 witte kruizen staan, met uitzicht naar de stranden van Omaha Beach. Indrukwekkend, en goed om ook hier eens bij stil te staan.
Naar de veerboot We kregen al een voorproefje: een druilerige dag. We mochten later in de middag vertrekken naar Cherbourg, waar we met een nat ingeklapte vouwwagen om 19.00 uur de veerboot Celtic Horizon (van Celtic Link Ferries) het vrachtwagendek opreden. Toen we naar onze hut gingen, zagen we dat de personenauto’s op een bovendek in de buitenlucht stonden! En dat terwijl het onder Engeland soms best wel kan spoken… De overtocht duurt zo’n 17 uur, en behalve een mooie zonsondergang zagen we verder niet veel. Om half een reden we in Rosslare van de boot af, netjes links rijdend, op naar de zuidwesthoek van Ierland. We merkten dat in Ierland pittig gereden wordt, je mag meestal 100 km/u rijden, zelfs op de wat smallere wegen.
De eerste Ierse camping Via Cork reden we naar camping Eagle Point in Ballylickey, vlakbij Bantry. Een glooiende camping aan een baai, kleine supermarkt en tankstation nabij de camping, hier staan we goed voor de eerste paar dagen. Wij zochten een plek zo ver mogelijk bij de ingang vandaan, helemaal op het puntje van een schiereiland, verder stond daar nog niemand. Kleine luifeltje aan de luwe kant, uitzicht op de baai, wat wil je nog meer. De volgende ochtend, het miezerde en de wind was 180 graden gedraaid, dus stond lekker in de luifel te blazen. Peter aan het prutsen met de deur open en daar een zijwindscherm bij zodat we evengoed buiten kunnen ontbijten. Lukte niet helemaal, dus stoelen binnen en tafel buiten. Later kwam de zon erdoor, en hebben we in de buurt een wandeling gemaakt en zijn we bij de VVV langsgegaan voor info, ook over walvistochten in deze buurt, en een campinggids van Ierland. Terug op de camping begon het weer ter miezeren, tja, zullen we de hele vouwwagen maar omdraaien om weer luw te zitten? Of draait de wind weer morgen? We hebben onze grote (standaard-) luifel niet eens mee, die gebruiken we alleen in het voor- en najaar. We zullen wel zien.
Naar Mizen Head Het meest zuidwestelijke punt van Ierland is Mizen Head, en daar gingen we de mist in. Letterlijk, want hoe dichter we bij het eind van de weg kwamen, hoe minder zicht we hadden. Bij het bezoekerscentrum was veel uitleg over de vuurtoren en het leven van de wachters, en over de walvissen die je vanaf hier langs de kust zou kunnen zien zwemmen. Maar dan moet je wel zicht hebben… Toch zijn we gaan kijken, en de mist trok even wat op, dus we zagen nog wel iets aan zeevogels en een grillige kustlijn. En we zagen een Hermelijn lopen, hij bleef lang in ons blikveld. Mooi!
We hebben gebeld voor walvistochten, maar de weersverwachtingen zijn te mistig. Dan maar eens een rondrit in de omgeving maken: de “ring of Beara” over een stuk schiereiland. Het viel ons een beetje tegen, we hadden een wat ruigere kust en lastigere wegen verwacht. Op het puntje is de enige kabelbaan van Ierland, deze gaat naar Dursey Island waar nog mensen wonen die dus afhankelijk zijn van die kabelbaan! Een retourtje voor ons in de miezerregen zagen we toch niet zo zitten. Dus maar verder, en via de Healy Pass (330 meter hoog) reden we door de wolken weer terug naar de camping.
Via de Ring of Kerry naar de volgende camping Volgens de boekjes is de Ring of Kerry een erg mooie, maar drukke route. Dus is het verstandig om tegen de klok in te rijden, met de massa mee. Maar volgens de campinghouder van Eagle Point valt dat alles mee, dus we wagen de gok. De drukte viel mee, en ook deze de route viel tegen. Of waren onze verwachtingen te hoog? In Cahersiveen zijn we naar camping Mannix Point gegaan, een vlakke camping met aan de buitenkant zicht op een baai. We kregen een ideaal plekje aangewezen, op een deels verharde plaats achter een paar hoge yucca’s zodat we mooi uit de wind stonden. Naast de ingang van de camping een grote supermarkt. Gratis internet over de hele camping, konden we mooi de weerberichten bekijken. Hadden we echter beter niet kunnen doen. Ierland is niet voor niets zo groen.
Naar de Skellig Eilanden Een kilometer of twaalf uit de kust liggen twee rotsklompen, de Skellig Eilanden, waarvan de grootste ooit bewoond is geweest door een groep monniken. Nu zijn het vogeleilanden, waar vooral Papegaaiduikers en Jan van Genten broeden, en staan ze op de Unesco werelderfgoedlijst. Er gaan tochten naar Great Skellig met bootjes vanuit de haven van Portmagee, je mag dan twee uur aan land. Er was nog plek toen we belden met schipper Brendan Casey, dat was mazzel. Zelf brood en drinken meenemen, goede schoenen en een redelijke conditie zijn wel nodig! Aan boord moesten we gelijk zware regenpakken aantrekken, er hing een zeil aan een kant van de boot, en we begrepen al snel waarom: er stond een behoorlijke deining! We kregen flinke golven, en de spetters vlogen regelmatig over het dek. Op het eiland aangekomen brak de zon er door, we werden opgewacht door een gids en kregen uitleg waar we wel en niet mochten komen. Omhoog naar het oude klooster was een pittige wandeling, 200 hoogtemeters over door de monniken aangelegde traptreden. Maar je loopt tussen de Papegaaiduikers door, en dat zijn zulke leuke vogeltjes! Helemaal niet bang, soms op twee meter afstand kijken ze je aan, prachtig! Het oude klooster bestaat uit bijenkorfhutten, klein en rond gestapeld, zonder cement, en het staat al honderden jaren. Echt een aparte plek. Ook hier een gids die een erg lang verhaal hield, zo gaat de tijd wel hard! Wel weer heel speciaal: in een van de donkere hutten broedde een Noordse Pijlstormvogel, en we mochten van de gids even voorzichtig kijken. Nog even wat eten en weer langzaam retour, die twee uur waren omgevlogen!
Door naar Dingle We gaan verder, het volgende schiereiland van het rijtje bezoeken. We zochten een camping in de buurt van Dingle, en kwamen uit op de iets daarboven gelegen Gallarus Camping and Caravan Site. De nors kijkende maar toch wel vriendelijke dame van de camping gaf aan dat we beter op een verharde plek konden gaan staan, want het was overal nogal nat. Tussen de buien door zijn we naar het vlakbij gelegen Gallarus Oratory gegaan, een klein kerkje wat zo’n 1300 jaar terug is gebouwd van stenen. Ook hier weer zonder cement, gewoon zo gestapeld dat regenwater buiten blijft, en het staat er nog steeds! Verder in de buurt ook nog even langs wat oude nederzettingen geweest, meestal een ronde muur met daarbinnen wat kleine hutjes, en grote stenen met Keltische tekens.
Carrigaholt We verlaten zuidwest Ierland en gaan noordelijk. Dan kom je voor de Shannon, een brede uitloop van de rivier, die je met een veerboot kan oversteken. Vanuit Carrigaholt weten we dat er dolfijntochten gaan, en dat was onze bedoeling. Nu nog een camping. En dat was lastig. We vonden in de boekjes camping Green Acres, even ten oosten van Carrigaholt. Het bleek een stacaravanterrein met een klein veldje met deels verharde plekken voor kampeerders. Wel met mooi uitzicht op de Shannon. We zijn op een betonnen vak gaan staan, een meter van de zijkant af, dan stap je uit de vouwwagen eerst nog op het beton. In Carrigaholt was een piepklein winkeltje in de plaatselijke pub, maar wel goed gesorteerd. We zijn gaan kijken voor de dolfijntochten, we hebben ons ingeschreven voor de volgende middag. We zagen met verbazing dat in het dorpje ook nog een afhaalpizza was, dat kwam mooi uit. Bij de Zambezi konden we ze gewoon buiten opeten, geen wind, geen regen. Soms zit het mee.
Dolfijnen Er zit hier een vaste groep van zo’n 140 tuimelaars die met opkomend water de scholen vis in de Shannon achterna gaan. Grote kans dus om ze te zien. We hadden een beetje pech, miezerig weer, best wel wat wind en golven, en ook nog een paar jetski’s op de plek waar de dolfijnen meestal gezien worden, en van dat kabaal houden dolfijnen niet. Het eerste kwartier zagen we meerdere keren een paar rugvinnen. Daarna gingen we een stuk meer naar open zee, maar hier vonden we niets. Terug bij het eerste stuk waar nu geen verstoring meer was, zagen we er wel weer enkele, maar ook nu alleen maar de rugvinnen. Pas toen wij al weer op de weg terug naar de haven waren, zagen we in de verte een paar dolfijnen uit het water springen.
Naar Doolin De dolfijnen vielen dus wat tegen, deze camping viel tegen, het weer viel tegen, tijd om wat leuks te doen. We gaan naar de beroemde Kliffen van Moher! Vlakbij ligt het leuke dorpje Doolin, bekend van de traditionele live muziek optredens in de kroegen. En daar is een hele mooi camping: Nagle’s Doolin Camping and Caravan Park, met vanaf de meeste plekken uitzicht op de kliffen van Moher. We hebben snel alles neergezet, weer op een betonplaat, en zijn gelijk naar de kliffen gegaan. Oei, wat een kermis! Enorme parkeerplaatsen, dik betalen om te parkeren, maar dat is dan ook gelijk je toegangsbewijs. Voor de veiligheid zijn hier overal bordessen gemaakt, en fraai aangelegde trappen. Op diverse plaatsen zaten muzikanten op fluit of harp, kortom, we zaten op een toeristisch hoogtepunt! Hier komen ook zo’n 1 miljoen bezoekers per jaar. We zijn eerst maar eens een stuk naar het zuiden gaan lopen langs de kant. Al snel stopt de drukte, en kom je op het ouderwetse deel waar je nog gewoon op het randje kan gaan staan. We zijn een heel stuk doorgelopen, zagen meerdere zeevogels op de randen broeden, en boven ons regelmatig een Slechtvalk, die zich hier helemaal thuisvoelt. Terug bij het bezoekerscentrum hebben we geboeid naar een op de computer gemaakte filmanimatie van drie minuten gekeken over een Jan van Gent die rond de kliffen vliegt, en steeds andere bewoners laat zien. Op het eind duikt hij onder, en zie je een deel van het onderwaterleven. Heel mooi gemaakt!
The Burren We zitten nu vlak bij het Nationaal Park van The Burren. Er zijn grotten, kastelen en oude forten. De grot vlakbij Doolin heeft een grote stalactiet van bijna 7 meter hoog. De meeste forten waren vervallen, maar de Poulnabrone Dolmen, een soort hunebed gemaakt van grote platte stenen vonden we echt mooi. En de omgeving rond deze dolmen is precies zoals The Burren hoort te zijn, vrijwel kaal, rotsachtig met veel spleten in de grond, en juist in die spleten staan mooie bloemetjes en plantjes.
Dusty, de dolfijn We hadden op de camping gehoord dat in de haven van Doolin vaak een dolfijn zwemt, net als dat het geval is bij Dingle. (Daar staat zelfs een koperen standbeeld van Fungy, een dolfijn die daar al jaren lang vaak met bootjes meezwemt.) En inderdaad, we zagen Dusty de dolfijn zwemmen. Er waren wat mensen in het water, vooral jongeren in wetsuits. Na een tijdje kwam een jong stel met een klein kindje op de schouders in het water. Het was duidelijk dat ze elkaar kenden, er was veel interactie tussen deze mensen en de dolfijn. Er was een speeltje voor Dusty gemaakt, twee kleine flesjes halfvol water met een stukje touw ertussen. Ze liet zich uitgebreid aaien, plat of soms rechtopstaand in het water, waarbij ze met haar kop helemaal achterover ging. Een prachtig mooi gezicht. We hoorden dat Dusty twee jaar terug, vlak nadat de as van Dusty Springfield bij de kliffen van Moher was uitgestrooid, zich voor het eerst hier had laten zien. Vandaar de naam. Ze denken dat ze ooit eens in een opvang heeft gezeten en daardoor mensen kent, en ze weten dat Dusty twee jaar terug haar kalfje heeft verloren. Zwemmen met Dusty is niet geheel zonder risico, ze bleek wel eens een paar keer mensen te hebben gebeten, bijvoorbeeld iemand die net het water uit wilde gaan. Okee, wij blijven maar op de kant. En we hebben natuurlijk geen wetsuit!
Live muziek en Ierse dans Bij een bezoek aan Doolin moet je echt een keer de plaatselijke pub in vanwege de Ierse muziek, dus we zijn naar Gus O’Conners Pub geweest. Midden in de pub wordt live Ierse muziek gespeeld, soms komt gewoon iemand uit het publiek spontaan een lied zingen wat ze dan begeleiden. Twee violisten, een paar mensen op verschillende houten fluiten en een dwarsfluit, en nog een man met een kleine harmonica. Ze speelden afwisselend rustig en wat pittigere muziek. Mooi om eens mee te maken, en op het eind van de avond begon een jong meisje nog even spontaan op de typisch Ierse manier te dansen: armen stijf naar beneden en met veel sprongetjes. Het publiek klapte en joelde mee, schitterend
Retour We wilden toch nog graag met een walvistocht mee, dus gingen we weer terug naar zuidwest Ierland. Niet over de Shannon, maar via Limerick en Cork reden we langs Rosscabery naar een kleine camping, de Meadowcamping bij Glandore. Bij de receptie staat een telefooncel met een gratis te bellen nummer, en met de eigenaar kun je overleggen waar je kan staan. Hier konden we weer eens op gras staan. We stuurden een sms dat we weer in de buurt waren om eventueel met een walvistocht mee te kunnen, en we kregen snel antwoord dat we morgen al mee kunnen na de middag. Top! Eerst nog even vogels kijken in de Rosscabery baai, we hoopten op IJsvogels die er soms gezien worden, maar het lukte niet om er een te spotten. En nog even naar de nabij gelegen Dromberg steencirkel, mooi op een heuvel gelegen met het typisch Ierse landschap erachter.
Walvistocht Vanuit de haven van Baltimore vertrokken we met de Voyager van Nic Slocum. Eerst full speed in de richting van Fastnet Rock, een klein rotseiland met een vuurtoren waar het nogal kan spoken: de eerste vuurtoren is er door een storm weer afgeslagen. Nu was het er rustig, er lagen wel een paar zeehonden. Daarna terug richting Cape Clear, een langwerpig eilandje wat bewoond is. We mochten vanuit het haventje even een half uur op het eiland rondlopen, er was een restaurantje, en dat was vast geen toeval. Maar we hadden toch een walvistocht geboekt? Maar daarna was het al snel raak, de schipper wist dat in deze buurt dwergvinvissen waren gezien. En we zagen er zeker twee, die we redelijk konden volgen. Een vinvis zwom vlak onder onze boot door en weer terug. Volgens Nic was hij de boot aan het inspecteren, hij vroeg om zachtjes te lopen en zeker niet te stampen. Duidelijk was het wit van de zijvinnen te zien, echt een mooi moment. We hoopten natuurlijk op nog wat andere soorten, maar hier bleef het bij. Natuur laat zich niet dwingen
Naar Wexford Nog even een paar dagen naar Wexford, zuidoost Ierland. Op camping Ferrybank vonden we een mooie plek, met uitzicht op de baai van Wexford. We moesten snel, nog tijdens het neerzetten kregen we al een beste bui over ons heen. De volgende dag zijn we naar Raven Point geweest, een stuk natuurgebied met duinen waar we veel vogels, vlinders, libellen en orchideeën zagen. En jawel, daarna draaide de wind, en stond de regen weer in de luifel. Toen heeft Peter de kleine luifel aan de achterkant vastgemaakt. De ritsen zijn hetzelfde, een losse stok erin, scheerlijnen aan de auto vast (we stonden op een betonplaat) en het ging nog best wel. Zo konden we toch nog even buiten koken.
Terug naar huis
De veerboot retour, het miezerde en we waren nog maar net uit de haven of we zagen al niets meer. We kwamen in Cherbourg aan om 17.00 uur, dus erg ver konden we niet meer rijden. We hebben overnacht op camping la Briquerie bij Honfleur, nog net voor de Pont de Normandie. Ook hier was het nat, we stonden op een wat hoger gelegen stuk grasveld. De volgende dag viel het nog niet mee om onze Zambezi droog te krijgen, we probeerden onderweg op een parkeerplaats de vouwwagen in het zonnetje te drogen. Maar elke keer kwam er al snel weer een bui aan, dus we waren al voorbij Amsterdam voordat we het tentdoek goed droog hadden. Goed dat we niet in zuid-Nederland wonen!
Zuidwest-Ierland: we gingen er naar toe voor de natuur en niet om bruin te worden. We weten dat de Zambezi na elf jaar en intussen ruim 365 kampeernachten nog waterdicht is. Wij vonden het prima te doen, maar denk aan die verdraaide wind…
Peter en Rita Hin